UNILIT B-FLUID 0-1-2-4 INJECTIEMORTEL OF SPECIALE AFWERKINGSMORTEL

 

Bestekken : injecties afwerkingen voegwerk

 

Productomschrijving 

Unilit b-fluid 0, 1, 2 en 4 zijn traditionele, droog voorgemengde minerale mortels op basis van natuurlijke hydraulische kalk als bindmiddel en passende toeslagstoffen met een aangepaste korrelverdeling. Unilit b-fluid 0, 1, 2 en 4 kenmerken zich door een trage maar sterke hechting, een hoge plasticiteit, een laag gehalte aan oplosbare zouten en een uitstekende waterdampdoorlaatbaarheid. Deze natuurlijk hydraulische kalkmortels zijn zeer stabiel en zijn zorgvuldig bereid om problemen van microscheurtjes en een te snelle uitdroging te vermijden. De natuurlijk hydraulische kalk, aangewend als bindmiddel, is in overeenstemming met de europese norm en 459-1, nhl 5.  De mortels unilit bfluid 0, 1, 2 en 4  zijn conform aan de europese norm uni en 998-1. 

 

Toepassingsgebied 

Unilit b-fluid 0, 1, 2 en 4, met verschillende korrelmaat, worden als injectiemortels toegepast om onder de invloed van de zwaartekracht en/of een bepaalde werkdruk holle ruimten, barsten, scheuren, edm. In een structuur op te vullen om de structuur zo te consolideren en te versterken. De keuze van de injectiemortel staat in verhouding tot de te injecteren ruimtes, waarbij unilit b-fluid 4 dienst doet voor de vulling van grote gaten in een samengestelde kern en unilit b-fluid 0, bijvoorbeeld, eerder aangewend wordt om fijnere scheurtjes en holtes op te vullen. Opeenvolgende injecties met behulp van steeds fijner wordende injectiemortels kunnen ertoe helpen het gewenste eindresultaat te bereiken. In het geval van zware scheurvorming, kan de scheur met behulp van een roestvrij stalen, inox of glasvezel staaf ingenaaid worden. De staaf (ø20 mm) wordt in het boorgat (ø40 à 50 mm) geplaatst en verankerd met unilit b-fluid 2. Unilit b-fluid 2 kan eveneens worden gebruikt als afwerklaag bij speciale toepassingen, waar een verhoogd risico bestaat op waterstagnatie en afslijting (vloeren, moeilijk op te lossen dakdetails, steenherstellingen, voegwerk…) 

 

Verwerkingsvoorschriften 

Verspreid over de te injecteren zone worden een reeks injectieopeningen aangebracht met een onderlinge tussenafstand en opening in functie van de te injecteren massa, de injectiespecie en werkdruk. De injectieopeningen worden geschrankt aangebracht, zodat opeenvolgende injectieopeningen in de hoogte niet vlak boven elkaar staan. Voorafgaand aan het injecteren van de mortelspecie worden de injectieopeningen met zuiver water gereinigd en bevochtigd. De mortel wordt met zuiver water met behulp van een traag draaiende elektrische menger gemengd gedurende 5 tot 8 minuten. Een zeer goed verwerkbare mortel wordt bekomen, die gedurende 2 uur verwerkbaar blijft. De mortel wordt manueel of mechanisch geïnjecteerd. De exacte werkdruk, met een maximum van 2 bar, wordt bepaald in functie van de draagkracht van de ondergrond en zonodig tijdens het injecteren aangepast. De injectie verloopt van beneden naar boven. Op het ogenblik dat de injectiespecie aan de onderliggende openingen te voorschijn komt, wordt de injectie stop gezet. Een droogtijd van 1 tot 2 dagen dient in acht genomen te worden. Het mortelsysteem mag niet aangebracht worden bij temperaturen lager dan +5°c. Nooit op een bevroren ondergrond aanbrengen, evenmin bij dichte mist. Tijdens zonnige en droge periodes dienen de nodige maatregelen getroffen te worden om een te snelle uitdroging van de vers aangebrachte mortelpasta te vermijden. De mortel dient tegen vorst en sterke bezonning beschermd te worden gedurende 48 tot 72 uren na het aanbrengen.

 

Download de PDF versie