Eens uitgehard is kalk sterk genoeg om hedendaags metselwerk mee te realiseren, tot zelfs zeer complexe structuren en hoge bouwwerken zoals kathedralen.
Kalk heeft bovendien nog een andere eigenschap die het materiaal uniek maakt en waardoor het zich onderscheidt van andere bindmiddelen: zijn elasticiteit. Een kalkmortel kan tot op zekere hoogte vervormingen in muurconstructies opvangen zonder te barsten of te scheuren.
Waaraan heeft kalk dit te danken? Bouwkalk reageert in verschillende ‘fases’. Een eerste hydraulische reactie veroorzaakt een primaire uitharding van het bindmiddel. Ze verleent aan het metselwerk zijn cohesie.
Vervolgens hardt de kalk stilaan verder uit, zelfs nog na enkele jaren, dankzij een reactie met de CO2 die aanwezig is in de lucht (= carbonatatie). Het is deze trage uitharding die de soepelheid en elasticiteit verleent aan een kalkmortel.
Deze elasticiteit beperkt op haar beurt scheurvorming. Daarom zijn scheuroverbruggende ingrepen zoals glasvliesnetten of glasvezel of organische weefsels overbodig bij het gebruik van de kalkmortels.